De eerste twee principes van wonderen (T1.I.1,2)

Het eerste principe dat in de Cursus wordt genoemd luidt als volgt:

1. Wonderen kennen geen rangorde naar moeilijkheid. Het ene is niet ‘moeilijker’ of ‘groter’ dan het andere. Ze zijn allemaal gelijk. Alle uitingen van liefde zijn maximaal.

Wat moet ik daar nu mee? Ik heb net “een Cursus in Wonderen” opengeslagen. In de inleiding heb ik gelezen dat dit een verplichte cursus is en vol goede voornemens begin ik met me de principes van wonderen eigen te maken. In dit stadium kan ik het wel eens zijn met dit principe. Want het lijkt heel moeilijk om überhaupt een wonder te verrichten. Ik wil dan wel aannemen dat ze allemaal even moeilijk zijn.

Wat is een wonder eigenlijk? Ook dat wordt in genoemd principe uiteengezet. Er staat dat alle wonderen gelijk zijn en dit wordt vervolgd met: “alle uitingen van liefde zijn maximaal”. Volgens de wetten van de logica is een wonder dus “een uiting van liefde”. Een uiting van liefde is maximaal, zegt de cursus. Je kunt blijkbaar niet een beetje liefde uiten.

Nu komen wonderen wat dichter bij mijn ervaringswereld te liggen. Over het water lopen, blinden ziende maken of lammen met hun bed onder de arm laten wandelen lijkt mij allemaal even moeilijk, maar liefde uiten denk ik wel te kunnen.

Echter dit eerste principe lijkt nu weer bepaald onmogelijk. Want als ik net zo veel liefde naar de overbuurman uit als naar mijn echtgenoot, zouden er wel eens problemen kunnen ontstaan. Ik heb trouwens helemaal geen behoefte om liefde naar de overbuurman te uiten, want ik vind hem gewoon een vervelende kerel. En ook naar mijn echtgenoot zijn mijn uitingen van liefde lang niet altijd maximaal. Ik kan heel boos op hem zijn.

“Alle uitingen van liefde zijn maximaal”, zegt de cursus. Wel, dat is niet mijn ervaring. Het komt mij voor dat de betekenis van het woord liefde nadere bestudering behoeft. Ik sla een bladzijde terug en lees in de inleiding:

“De cursus beoogt niet de betekenis van liefde te onderwijzen, want dat gaat wat onderwezen kan worden te boven” (T.Inl.1:6).

Ik ben verplicht een cursus in wonderen te doen. Een wonder is een uiting van liefde en als ik dan wil weten wat de cursus precies met liefde bedoelt dan lees ik dat de betekenis van liefde niet onderwezen wordt. Zo blijf ik in een kringetje ronddraaien. Laat ik dan het tweede principe maar eens bekijken.

2. Op zichzelf zijn wonderen niet van belang. Het enige wat telt is hun Bron, die elke waardebepaling verre overstijgt.

De neiging om het boek dicht te slaan wordt alleen maar groter. Het zegt dat ik verplicht ben een cursus in wonderen te doen, maar op zichzelf zijn wonderen niet van belang. Dit hele gedoe gaat me boven mijn pet.

Die neiging om het boek dicht te slaan zal nog vele malen voorkomen. Maar telkens is er iets dat me weerhoudt, iets dat me ergens raakt, waardoor ik met iets anders dan met mijn analytisch vermogen de woorden in mij opneem. Dat “iets anders” herkent iets in de woorden en dat geeft onberedeneerbare vreugde….….

“Het enige wat telt is hun Bron, die elke waardebepaling verre overstijgt”.

De Bron, waar de wonderen uit voortkomen, kent geen ‘moeilijk’ of ‘groot’, want dat zijn waardebepalingen. Dus bestaat er ook geen ‘moeilijker’ of ‘groter’. Alle uitingen van liefde die uit die Bron voortkomen zijn maximaal. Volkomen logisch toch. Waarom begreep ik dat eigenlijk niet?

mei 2003